en nl

Publicaties

Eric Bos "Voor een appel en een ei"

Eric Bos, "Voor een appel en een ei".
Artikel in boek "De viering van het leven".
Oktober 2008

Kunstschilder Kees Thijn heeft geen officiële opleiding genoten, noch een kunstacademie doorlopen. Hij is medicus van huis uit, oud-radioloog. Schilderen is voor hem een manier om vorm te geven aan zijn gedachten, zoals hij het noemt. Je zou kunnen zeggen, wat maakt het uit, of je nou een academie hebt doorlopen of niet, als je maar kunt schilderen, als je maar vorm kunt geven aan je innerlijke roerselen, rationele dan wel emotionele. 

Daarbij gaat het niet om huis- tuin- en keukengedachten, maar om iets diepers, iets dat zelfs een radioloog met zijn apparatuur niet kan waarnemen. Als we naar de schilderijen van Kees Thijn kijken, kijken we eigenlijk in zijn hoofd rond. Zijn landschappen vertegenwoordigen zijn denkwereld en de symbolisch- surrealistische vormgeving ervan verraadt iets van zijn gevoelsleven. Schilderijen kunnen iets zichtbaar maken dat geen röntgenapparaat noch een hersenscan aan het licht kan brengen.

Als we naar de schilderijen van Kees Thijn kijken, kijken we eigenlijk in zijn hoofd rond. Zijn landschappen vertegenwoordigen zijn denkwereld en de symbolisch- surrealistische vormgeving ervan verraadt iets van zijn gevoelsleven. Schilderijen kunnen iets zichtbaar maken dat geen röntgenapparaat noch een hersenscan aan het licht kan brengen. 
Als we het fijngeschilderde oeuvre van Kees Thijn beschouwen zouden we misschien geneigd zijn te denken dat je zonder scholing net zo goed kunt schilderen als een kunstenaar met een academische opleiding. Beiden hebben hun eigenaardigheden en kwaliteit. Die van Kees Thijn bestaat uit de consequente opzet van zijn landschappen. Alles is op precies dezelfde manier aangepakt. Wolken, hemel, appels en peren, eieren en vogels, kalkoenen en insecten, vazen en harten, ze verraden strikte trouw aan de mogelijkheden en beperkingen van de maker. Voor afwijkingen of drastische veranderingen is geen ruimte. Dat moet ook niet. De landschappen van Kees Thijn zijn wat ze zijn en moeten ook zo blijven. Of je er van houdt of niet, doet er niet toe, dat is een kwestie van gevoel, emotie en beleving. De vooruitgang in zijn technische vaardigheden is bij hem niet uit de praktijktheorie afkomstig, maar uit noeste arbeid, uit een voortdurend streven naar perfectie, de lange ervaring en routine. Ogenschijnlijk is Kees Thijn de schepper van fantasiewerelden, maar in werkelijkheid schildert hij gewoon wat hij denkt en voelt. Waarom zou hij iets anders schilderen? 
Vandaar de Kees Thijnse eigenaardigheden die zijn oeuvre kenmerken. Kees schildert landschappen, maar je ziet onmiddellijk dat het geen bestaande landschappen zijn. Het zijn meer landschapsgedichten. Een goed gedicht vertelt meer dan een mooi metrum of schone rijmelarij. Zo is het ook met de landschappen van Kees Thijn. Alle daarop afgebeelde attributen zijn zoals we die in de werkelijkheid tegenkomen, maar in hun combinatie vormen ze een verrassend, fantastisch geheel dat zich niets aantrekt van de wetten van perspectief, zwaartekracht of de natuur. De wolkenhemels van Kees Thijn zien we in werkelijkheid nooit zo. Hij ziet ze wel, ze bestaan in zijn hoofd, het is de enige wolkenhemel die zijn brein via zijn schildersgevoel aan hem en aan ons openbaart. Ze zien er uit als de bordkartonnen zeegolven op het toneel van het baroktheater. Vaak scheuren ze ergens open en onthullen een volgende wereld, een hiernamaals achter de einder. Daardoor weten we het zeker: die wolkenhemels zijn nep. Ze zijn van papier, van plastic of van karton. Je kunt er in figuurzagen, je kunt de schaar erin zetten. 
De appeltjes van Kees Thijn, die bijna op elk landschap figureren, vormen soms als een troep Chinese acrobaten een stapeling die in werkelijkheid onmiddellijk zou omvallen. Dat geldt ook voor zijn eieren, broze verschijnselen die openbarsten of uiteenvallen in tientallen dopscherven. Harten bloeden, melk stroomt door bloedvaten, touwtjes uit de hemel lijken het verband tussen het hier en gene zijde aan te duiden. De paktouwtjes van God. Zijn hemelen lijken soms op religieuze visioenen, met attributen die omgeven zijn door een stralenkrans of waarachter een goddelijk licht gloeit. Gaat zijn werk over zulke spirituele diepzinnigheden als mens en God? Kerk en wereld? 
Wie het oeuvre van Kees Thijn al een tijdje kent, weet ook dat de schilder niet zozeer religieuze als wel serieuze onderwerpen verbeeldt. Afscheid bijvoorbeeld, verval, vergankelijkheid, zoals dat op z’n sterkst wordt uitgebeeld door rottende appeltjes en galappels, verschrompeld en wel, waaruit soms het ganse klokhuis verdwenen is zodat je er dwars doorheen kunt kijken. Eieren vallen uit elkaar, sterven in feite door nieuw leven te baren. In een enkel geval bestaat dat nieuwe leven uit vers doorbloede hersenen. Lichaamsorganen nemen bij hem een opvallende plaats in. Harten en bloedvaten zijn al genoemd. 
Alles wat het röntgenapparaat aan menselijks inwendigs in zijn leven aan hem heeft geopenbaard, leeft een tweede leven in zijn oeuvre. Zijn landschappen gaan over verbindingen, over cycli, zoals de Eeuwige Levenscyclus op een gelijknamig schilderij uit 2008. Leven en dood, en alles daar tussenin, de cyclus van levenssappen, van de natuur, van het universum. En die van onze levensenergie, inclusief de seksuele in de speelse verwijzingen naar mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen en mammalia. Daarvoor is het niet nodig een geschoolde realist te zijn. Het gaat immers niet om Realisme. Het gaat bij hem om metaforen, een persoonlijke symboliek, deels voor ons herkenbaar. Het gaat om niet meetbare aspecten als opvattingen, de kwetsbaarheid van de dingen, de stervende schoonheid die in een andere vorm herboren wordt. Het gaat ook over identieke vormen in de natuur. Zoals een galappel sprekend lijkt op de hersenen van een zoogdier, of een porseleinen bloemenvaas de rol speelt van een breekbaar ei, waarbij het niet uitmaakt of alles er kunstmatig of levensecht uitziet. Vorm en inhoud smelten samen, zegt Kees Thijn ergens. Zo is het precies. Smeltvormen en lichaamssappen zijn nauwelijks te onderscheiden. En hij verwijst niet voor niets naar de ‘natuur die hem telkens verrukt met haar wonderlijke verschijningsvormen.’ 
Verbeelde poëzie is het. Gedichten voor een appel en een ei, voor een haan en een kalkoen, voor een vlinder en een lieveheersbeestje. Voor de natuur, om het kort samen te vatten. De natuur waar alles samenkomt en alles betekenis heeft, al dan niet voor ons verborgen. En voor de tijd. Gedichten voor de tijd die immers met elke levenscyclus verbonden is. 
Om dat uit te drukken kun je gerust autodidact zijn. Om het onzichtbare zichtbaar te maken is alleen maar nodig dat je schildert wat je gevoel je ingeeft en wat je verstand vormt. Zodat wij kunnen zeggen: het bestaat dan wel niet, maar het overtuigt wel degelijk. 

Eric Bos, auteur, kunstcriticus, beeldend kunstenaar en docent kunstbeschouwing aan de Klassieke Academie Groningen